Telkens wanneer er een nieuwe dag begint, denk ik: O jee,
over vandaag zal ik wel niets te melden hebben voor het blog en toch heeft elke
dag aan het einde genoeg gebeurtenissen in zich om er een blogtekst aan te
wijden (maar dagelijks bloggen is ook weer wat overdreven). Er zijn al weer enkele dagen om sinds de laatste blogpost. De hoogste
tijd weer voor wat verhalen...
Dag 25 (vrijdagmiddag):
vragen en een wauw!-gevoel
Na het voltooien van de vorige blog dacht ik... zo over dag
25 is vast verder niks meer te melden. Dus in de komende blog kan ik gewoon bij
de zaterdag starten. Hahaha, foute gedachte... na de lezingendienst (die de
novicen met de vicaris, br. Samson, elke dag om 15:00 uur bidden) is het
theetijd. En ik heb voor mijzelf de keuze gemaakt (al heel gauw trouwens) dat
ik die doorbreng met de novicen (dit in tegenstelling tot de ochtendkoffie,
omdat de novicen dan toch les hebben). Gelijk werd ik weer bestookt met vragen.
Zo had ik de vraag over "arm zijn" in Nederland tijdens de les niet
helemaal goed begrepen. De vraag was gegaan over de gelofte van armoede. Hoe we daar mee omgaan. Dezelfde novice (en
van de weinigen waarvan ik nog steeds de naam niet zeker weet... volgens mij
Pradeep) maakte daarna de opmerking dat ik had gezegd dat ik ook "een hoop
vragen voor hen had"... dus kom maar op. Dus ik zei dat ik benieuwd was
waarom hij in de orde was gekomen, wat zijn plannen voor de toekomst waren,
etc. "dat soort dingen". Foute vraag... Ik zag het hem denken.
"Ja, dat bepaalt de orde en God... daar heb ik niks over te zeggen!"
"Nou", zei ik daarop: "wij vormen
de orde, dus mag je op z'n minst wel een droom of een idee hebben..." Dat
was dus onmogelijk en ik geloof dat hij me wat begon te wantrouwen. De andere
novicen om ons heen reageerde er een beetje hoofdschuddend op. Daarna was het
weer tijd om te sporten. Ik had gedacht dat ze niet meer zouden willen dat ik
meedeed, maar dat had ik dus fout. Dus niet veel later stonden we weer te
basketballen. Nou ja, zij basketbalde en ik deed een beetje mee. Op een gegeven
moment overviel mij toen een "wauw-gevoel": ik sta hier gewoon met
allemaal medebroeders te spelen. Hoe
bijzonder is dat? Dat zou in Nederland niet meer kunnen. Na afloop vroegen de
novicen wat voor sporten wij als broeders in Nederland samen deden.
"Geen... weet je nog dat ik zei dat ze bijna allemaal oud zijn?" Dat
vonden ze toch wel indrukwekkend en ook wel wat verdrietig. "Tja",
zei ik, "ik denk er nu eigenlijk pas echt over na, dat ik dit niet heb" (Ik zag inmiddels wel voor me dat we een basketbalwedstrijdje Megen-Amsterdam deden; dat kan wel... maar niet zo intensief als deze jongens spelen...),
De rest van de vrijdag verliep rustig.
Dag 26 (zaterdag):
heet!
Dit blijven mooie bomen, met hun luchtwortels... |
Eén van de weinige bloemen die er nog zijn... |
Blik over het boerderijdeel van het klooster |
Helaas was het vogeltje net gevlogen... |
Bomen op de compound |
En nog een bloem... |
Een koe van de boerderij (die liet zich tenminste fotograferen) |
En ook het derde hondje (Marco) kent en accepteert me nu |
Een soort eekhoorns op het dak, hadden ze er maar gebleven... |
Helaas... ik heb geen vogel kunnen
fotograferen. Je merkt hoe schuw ze zijn. Alleen al het richten van een camera
op een afstandje van 20, 25 meter was al genoeg om ze op de vlucht te jagen. Best
logisch. Iets op hen richten betekent hier automatisch dat iemand op ze jaagt.
Enkele dagen geleden had fr. Gerry gezien hoe twee aspiranten "zo een
bruine vogel" uit een boom hadden gekeild met een steen. Hij maakte er een
opmerking over. Maar de aspiranten gingen er rustig vandoor met de vogel.
Niemand heeft de vogel teruggevonden, dus ze zijn er van overtuigd dat ze hem
rauw hebben opgegeten 😖. In sommige delen van India is dat heel gewoon...
Zo hadden we hier enkele dagen terug bij het eten... mieren. Maar dat hoorde ik pas toen ik ze op had... (door mijn eigen fout, want ik had "try this, ants!" verstaan als "try this, Hans", mij pas toen ik het in mijn mond had, mij realiserend dat ik hier "Peter" wordt genoemd en ik dus ants, mieren, at. Ze smaakte overigens zoet, maar dat waren de kruiden... die mieren zullen dus van zichzelf weinig smaak hebben...
Zo hadden we hier enkele dagen terug bij het eten... mieren. Maar dat hoorde ik pas toen ik ze op had... (door mijn eigen fout, want ik had "try this, ants!" verstaan als "try this, Hans", mij pas toen ik het in mijn mond had, mij realiserend dat ik hier "Peter" wordt genoemd en ik dus ants, mieren, at. Ze smaakte overigens zoet, maar dat waren de kruiden... die mieren zullen dus van zichzelf weinig smaak hebben...
Maar goed, ik heb geen vogel echt
kunnen vastleggen, maar kan er hier wel een paar beschrijven. In Bengaluru had
je vooral doodgewone duiven, zoals wij die ook hebben. Maar hier... enkele
dagen terug (met natuurlijk geen camera bij de hand...) was er een vogel in de
pandgang vastgeraakt (die is open richting de binnentuin, hè). Hij (of zij) had
het formaat van een meeuw, zag er uit als een kraai, maar had hele aparte,
felblauwe ogen. Ik vond het maar een eng ding. Eén van de novicen pakte hem
echter bij de poten (de vogel ging gelijk voor dood hangen...) en heeft hem
naar buitengebracht.
Tijdens mijn "fotospeurtocht"
heb ik er nog twee van gezien. Verder zag ik bruine vogels in het formaat en de
vorm van een merel. Deze hoor je de hele dag flink fluiten. Ik denk dat dit het
type is dat de aspiranten te pakken hadden. Verder zag ik regelmatige hele
kleine vogeltjes langs vliegen, ze leken op een zwaluw (dezelfde puntige
vleugels), maar waren niet groter dan een gemiddelde vlinder. Die vond ik dus
wel het bijzonderst. Tot slot zie je in India heel veel kippen over de
boerenerven scharrelen.
Met enkel foto's van bomen en de
lucht (ik heb ze toch maar toegevoegd) kwam ik terug bij het klooster. Het liep
tegen half 10 en het begon al goed heet te worden. Ik liep in pij, dus ik had
het flink warm. Bij de ingang aan de kapelkant kwam ik br. Joseph (één van de
novicen tegen). Ik heb even met hem staan praten over wat ik deed, ik deed nog
één poging een enorme libel te fotograferen (wat ook niet lukte) en toen liep
ik weer naar binnen. Om over het dak twee voor mij onbekende diertjes over het
dak te zien rennen. Het leek een eekhoorn. Eén
heeft het uiteindelijk niet overleeft: één van de hondjes (Bruno, degene die om de dag vergeet dat ik geen indringer ben en verschrikkelijk begint te blaffen, waarop zelfs de andere honden hem aankijken "doe normaal!") nam hem/haar te
grazen. De rattenjacht is namelijk de taak van de honden hier.
Terug in mijn kamer hoopte ik
eventjes af te kunnen koelen. Dat lukte ongeveer een 20 minuten (ondertussen
zocht ik het antwoord voor br. Peter op: een acre - een stuk land dat een boer
in één dag kan ploegen - hiervan komt ons woord akker - is 43 560 vierkante
voet). Toen ik naar de recreatie liep voor de koffie was er nog niets aan de
hand, maar daar aangekomen (4 passen, hooguit) bleek de stroom te zijn
uitgevallen... nou gebeurd dat bijna dagelijks hier voor een minuut á 5 of 10.
Dit keer hebben we 2,5 uur zonder stroom gezeten. Nu loopt het hier de laatste
dagen op tot 35 graden en zonder ventilator (en niks vermoedend een hete kop
koffie drinkend) is dat behoorlijk heet... Nu was ik erg blij dat ik een boek
bij me had, want met de stroom valt natuurlijk ook het internet weg. Ik ben
rustig in mijn stoel gaan zitten met het boek, tot ik een houten kont had (alle
stoelen zijn hier gewoon helemaal van hout). Gelukkig was het toen niet lang
meer voor het middaggebed, dus in de tussentijd heb ik maar even langzaam (door
de hitte) wat rondjes door mijn kamer gemaakt (wat niet gemakkelijk gaat in een
kamertje van 3 bij 3). Gelukkig werd ons middaggebed verhoord, dus ergens onder
etenstijd was er weer stroom. Na afloop maakte ik br. Peter dolgelukkig met het
antwoord. Daardoor kon ik weer rusten met de ventilator aan... anders zou dat
bed niet te harden zijn geweest.
Door de bomen, de kapel... |
Na het rozenkransgebed was er na
een korte pauze zangles. Dat leek me erg leuk daar aan mee te doen. De zangles
was in de kloosterkerk. Daar zakte mijn mond open van verbazing. De zangles was
voor de aspiranten én de novicen; een kleine 50 man dus en werd gegeven door
br. Anthony één van de oudste novicen (lees: 25 jaar). Die had er goed de wind
onder bij de aspiranten (15 tot 18 jaar) - al moest hij ze een aantal keer
streng toespreken (en één keer stond ik als oudste aanwezige op punt van
ingrijpen; toen vergaten er een paar echt dat we in een kerk en niet in de
speeltuin waren)- en hij is een geweldig goede zanger. Nu moet ik zeggen dat de
liederen niet de meest moeilijke zijn - ik kon ze meteen meezingen. Waarop br. Niranjan
vroeg: "zingen jullie in Nederland ook in het Engels?" (Nee)
"Maar hebben jullie liederen dan dezelfde melodie?" (Nee). Echt waar,
ik kon ze vooral zo meezingen omdat Anthony ze spatzuiver voorzong en (hoera,
hoera) het valt me op dat ze in India lager zingen dan wij. Na afloop van het
meteen aansluitende avondgebed heb ik Anthony een schouderklopje en een
compliment gegeven: "je bent een fantastisch zanger en jij moet echt
leraar worden!" Hij werd er verlegen van en begon meteen "oh, nee, zo
goed ben ik echt niet" (God, wat kwam me zo een reactie bekend voor 😜 ),
maar dat ontkrachte ik met klem. Volgens mij heeft hij stiekem toch wel de
ambitie om leraar te worden.
Na het avondeten was het al weer
bedtijd... en liggend in bed dacht ik... ik was vanochtend bang dat ik deze dag
niks zou meemaken, maar dit wordt weer een lange blogtekst!
Dag 27 (zondag): waarom duren hier preken zolang en waarom is het zo
moeilijk een passend noviciaatsprogramma te maken?
Op zondag mag je hier uitslapen,
joehoe! Tot 07:00 uur... wel een uurtje langer! Nou ja, in de ochtend gebeurde
niet veel. Wel was er weer een hele lange preek (20 minuten). De liederen waren
exacte die we de dag ervoor geoefend hadden, dus nu kon ik zonder aarzeling
lekker meezingen. Wat fijn, wat fijn! Daarna was er ontbijt. Op zondag is er
hier "Europees ontbijt": witbrood met roerei, pindakaas en jam. Voor
br. Michael was dat een beetje te zwaar (die kwam bij het middageten niet). Tijdens
het ontbijt zaten we (de magisters en ik) verhalen te vertellen over dingen die
fout gaan in de mis of op een andere manier. Zo vertelde één van de broeders
een verhaal uit Bengaluru. Een werkman was bezig met het ophangen van nieuwe
lampen toen de ladder wegschoot. Hij viel op de grond, brak schedel, rug en
heup. Maar overleefde de val. Meteen komt er een broeder aan rennen: "wat jammer
dat hij niet dood is!" Iedereen lachen van schaamte natuurlijk... maar wat
bleek nou, de broeder in kwestie versprak zich en had willen zeggen "wat een
geluk dat hij nog leeft". Toen vertelde ik het verhaal van het foutje van
de voorganger: "Jezus nam de kelk, brak hem, gaf hem aan zijn
leerlingen..." Wederom keihard gelach natuurlijk.
Na het ontbijt (ja, hierna houd ik
er echt over op) wilde ik de finale van wie
is de mol?! kijken. Gelukkig ná het bekendmaken van de mol viel hier het
internet uit (gelukkig niet de stroom dit keer). De rest van de ochtend en de
rustpauze na het eten gingen daardoor op aan mijn boek.
's Middags gingen de novicen
gezamenlijk op 'ministry'. "Wat gaan we doen?" "Een huis bezoeken."
Ik antwoordde dat ik wel mee wilde en omdat het om een huisbezoek ging nam ik
mijn camera niet mee (nogmaals... wie zit er op te wachten dat een buitenlandse
broeder je interieur komt fotograferen). Verkeerde keuze, want we ging iets
anders doen. Overigens voor de zoveelste keer werd me gevraagd wat er met mijn
linkervoet is. Op dag 1 ben ik door een mug gestoken en daarna heb ik er te
veel aangekrabt. Er zit nog altijd een klein korstje op. Maar toen drie novicen
het na elkaar vroegen, maakte ik bij de derde (br. Joseph) de grap: "dat
is mijn eerste van de stigmata." Waarop ze allemaal heel hard moesten
lachen. Joseph ook. En daarna zei ik wat het was.
We sloegen de weg voor de compound in naar rechts en niet naar
links, we gingen dus niet naar Palmaner, maar naar één van de bijbehorende
dorpjes. Het idee was dat de novicen gesprekken aangingen met de bewoners: hulp
aanbieden, ze proberen over te halen hun kinderen naar onze school te sturen,
kinderen snoepjes te geven, en vooruit ook nog wat over Jezus proberen te
vertellen. Om het als botte Hollander te zeggen: dit sloeg helemaal nergens op.
We liepen daar met 14 broeders, waarvan er slechts 3 de lokale taal (het Telugu;
de officiële taal van deze deelstaat) machtig... de rest (inclusief Michael en ik)
liepen er dus verloren bij in dit boerendorp waar de kippen, de schapen, de
geiten en de koeien tussen de huizen liepen en de kinderen zich vermaakte met
zelf gemaakt speelgoed (een fietsband en een stokje). Echt... had verder weinig
nut: ik zwaaide wat naar de kinderen en dat was het. Er komt nog eens bovenop
dat de novicen elke week, naar hetzelfde dorp moeten. De mensen zijn
dus wel bekend met hen. Hier en daar hebben we even staan praten met iemand en
een mevrouw liet haar nieuwe huisje zien, bekostigd door haar dochter. Die
dochter had via de broeders kunnen studeren. Het huisje (woon/eetkamer, keuken,
slaapkamer, logeerkamer, hal en bidruimte (ze was hindoe). Daarna liepen we
verder door het dorpje, groetten wat mensen (en er wilde mensen met Michael en
mij op de foto) en daarna kwamen in een straat waarop het eerste huisje (ze
waren opvallend genoeg allemaal hetzelfde) stond dat het was gebouwd met geld
uit "Noordwijk - Holland". We spraken weer wat mensen en schudden wat
handen en op eens zei één van de novicen "we zijn nu in de
leprakolonie". Oké...; hoe zat het ook al weer met besmetting (via
hoesten/niezen en dan direct inademen of via open wondjes) Het duurde niet lang of de
niet-Telugusprekenden novicen zaten vrijwel allemaal op de trappen van de kapel
halverwege de straat te kletsen met elkaar. Dat was niet de bedoeling, maar ik
vond het veel leuker.
In eens begon Michael over priester
of lekenbroeder worden. Ik wist inmiddels dat in de Koreaanse provincie het
ongeveer fifty-fifty is. Verder zijn de priesters altijd in de meerderheid.
Daarop "outte" br. Niranjan br. Joseph; die wil lekenbroeder blijven
net als br. Samson (de vicaris). Joseph leek daar even niet blij mee te zijn,
met deze opmerking, maar ik gaf hem een high five - yeah, brother - en dacht
meteen... volgens Sekar waren er vier lekenbroeders (twee eeuwig geprofest en
twee in de vorming). Ik ken nu alle lekenbroeders van de provincie! :-D. Kort
daarop liepen we weer naar huis. Ik liep op met br. Peter en die had weer
moeilijke vragen voor me... (ik begin door te krijgen dat dit de 'denker'
binnen de groep is: "moet je je land beschermen tegen internationale
bedrijven of moet je die juist verwelkomen" en "is het moeilijk of
makkelijk de Nederlandse nationaliteit te krijgen" en na mijn antwoord
("maar hoe moet dat dan als je er wel studeren?"). Ik probeerde over
het eerste wat gedachten met hem te wisselen en voor de laatste twee vragen
probeerde ik antwoorden te formuleren. Daarna zei hij: "oh jij bent zo
slim, jij weer zoveel!" "valt wel mee, hoor!", zei ik.
"Echt niet! Hoe komt het dat je zoveel weet?" "lezen, lezen,
lezen...", zei ik en ook: "maar hoe meer je weet, des te meer je
beseft hoe weinig je weet!" "Zie, je nou! Wat een wijze antwoorden!"
"Nou", zei ik: "dat is een vrij gewone uitdrukking in Nederland."
Toen waren we bij het klooster en gingen we ieder naar onze kamer om ons op te
frissen omdat er daarna aanbidding en avondgebed zou zijn, gevolgd door het
avondeten.
Bij het avondeten begreep ik dat
Dominik, de Duitse vrijwilliger in Chennai, naar Palmaner was gestuurd, omdat
hij er steeds serieuzer over na denkt broeder te worden (ja, wiet weet wie weet!).
Hij zou die avond aankomen en de broeders maakte zich zorgen over zijn Engels
"jij moet maar vooral met hem Duits praten." Ik had Dominik nog niet gezien nadat ik (na
een korte recreatie) naar mijn kamer ging, Wie is de mol?! afkeek en daarna naar bed ging. In bed dacht ik er nog even over na, hoe
raar het voelde dat ik al weer op tweederde van mijn reis ben. Het einde nadert
nu met rasse schreden.
Dag 28 (maandag): verdwaald
Vanochtend stond ik op en zag ik
het ochtendgebed nog steeds geen Dominik. Had ik het nou weer verkeerd
begrepen? Maar een half uur later in de eucharistieviering was hij er wel. Ik
sprak hem aan in het Duits, wat hem verbaasde en daarop zei ik: "ik moet
Duits met je praten, zeiden de broeders." Daarop moesten we allebei
(zachtjes) lachen en schakelde we over op het Engels. Dat was maar goed ook,
want ik zag een beetje op tegen constant schakelen van Duits naar Engels en
weer terug. Laat mij maar lekker in één vreemde taal kletsen, dan gaat het
beter.
Door de komst van Dominik moest ik
een plaatsje opschuiven bij het ontbijt en nu zit ik in het midden... (op de
plek van prof. Dumbledore/Perkamentus dus...) en zei tegen Dominik dat deze
opstelling me ontzettend aan Harry Potter deed denken... "We missen alleen
een paar zwevende kaarsen", was zijn antwoord. Eén van de broeders zei dat
ik Dominik maar moest rondleiden. Ik dacht nog even: dat is een grapje. Maar in
de pandgang kwamen we de gardiaan/novicenmeester tegen (fr. Charles - voor de
duidelijkheid er zijn in deze communiteit twee Charlessen), die was net terug
van vakantie in Chennai (hij had Dominik meegenomen) en nadat hij zich had
voorgesteld, herhaalde hij het verzoek. "Wel zo fijn, want jullie zijn
landgenoten." "Euh, nee." Gerry liep net langs, schrok van deze
opmerking en zei: "Charles, dit kan niet! Duitsers en Nederlanders... dit
is zo een belediging voor Peter." Waarop ik begon te lachen en zei:
"Nou, zo erg is het nou ook weer niet... de Tweede Wereldoorlog is allang
voorbij en... Duitsland is zo ongeveer het enige land binnen de Europese Unie
waar we nog steeds aardig mee op één lijn zitten." Waarop Dominik me
glazig aankeek: "Is Nederland dat lid van de EU?" Dit was duidelijk
een oprechte vraag... dus met een lichte kreun (voor een Dortmunder - toch niet
zover van de grens - met een Gymnasiumdiploma vond ik dit toch wel een beetje
rare vraag...) antwoordde ik: "we
hebben de EU mede-opgericht, dus... ja", Ik ging gauw verder op het vorige
onderwerp en zei hem (Gerry en Charles waren inmiddels doorgelopen): "ik
wil het wel proberen, maar eigenlijk ben ik zelf helemaal niet rondgeleid."
Eerst het klooster, dat was een makkie. Toen de compound, dat was ook nog te doen en toen... de compound in, naar
het stadje en op zoek naar de parochiekerk. Euhm... naar het centrum van het
stadje was geen probleem (links het hek uit en alsmaar rechtdoor), maar daar
ergens moesten we de grote weg oversteken en dan links... welke straat was het
nou ook weer...). Dat ging dus niet helemaal goed. Dat zei ik ook tegen
Dominik. "Laat die kerk dan maar zitten", ik vind het ook wel leuk
Palmaner te zien. Dus ik dacht... nog drie keer links en we komen weer op het
punt waar rechts de straat naar het klooster begint. Euhm. Welke rechts? Op het
moment dat ik dacht de goede te hebben, werden we geroepen door een man die uitgebreid
met ons en zijn kinderen op de foto wilde, een ijsje voor ons regelde bij zijn
"goede vriend de ijsverkoper". Daarop vroeg hij of wij de weg naar
onze school wisten. Ja, het was inderdaad die straat in. Dus na hem bedankt te
hebben, liepen we de straat in. En ik dacht al naar 50 meter... dit is hem
niet, maar als ik een beetje goed in schat komt hij aan de andere kant van de compound uit. Dan vinden we het wel. Na
nog 50 meter kwamen we bij de school van de FMM-zusters (Franciscanessen-Missionarissen
van Maria). De man had ons duidelijk naar de verkeerde school geleid. Dus ik
dacht... we lopen nog even verder en wordt het niks, dan maken we rechtsomkeert
en dan bellen we gewoon bij de zusters aan. Maar toen we doorliepen zagen we in
eens de moskeer die dicht bij het klooster staat. Maar ja... die staat op de
straathoek van een kruising. Poging 1 (rechtdoor) was fout. Dus ik zei tegen
Dominik (die inmiddels wel door had dat we een beetje aan het verdwalen waren):
"we keren om". Toen kozen we op goed geluk de linkerweg. Na 20 meter
kwamen we langs het parkje en het politiebureau. "We gaan goed", zei
Dominik: "dit herken ik!" "Nee", zei ik, "we gaan
fout. We moeten eerst het politiebureau en dan het park hebben." "Hoe
kan dat nou?", vroeg Dominik. "Simpel", zei ik, "we lopen
nu weer richting de stad. We moeten precies de andere kant op. En inderdaad.
Derde weg moskee was de juiste en precies op tijd voor de koffie kwamen we weer
in de communiteit. De broeders moesten een beetje om mijn actie lachen.
"Je had het bijna goed! Het was inderdaad de grote weg oversteken, maar
dan linksaf langs de grote weg."
Ja, dom... dat had ik moeten weten. Maar goed. Ik was allang blij dat we weer
terug waren...
Bij de koffie vroeg Michael aan de
gardiaan wanneer hij en ik weer naar Bengaluru zouden gaan. "Wanneer je
wil, je mag nog langer blijven!" "Jullie kunnen samen met de
bus!" riepen Samson en Gerry vlak na elkaar. "Ja", zei ik,
"dan eindigen we in Kolkata (Calcutta - de enige grote stad waar de
broeders geen communiteit hebben). "Nee", zei de gardiaan:
"volgens afspraak worden jullie opgehaald. Ik bel Sekar wel even." Na
een paar minuten kwam hij terug: "Fr. Thomas haalt jullie woensdag op. Hij
celebreert de mis, we ontbijten en dan vertrekken jullie met de bus."
Oké... dus nu is in eens morgen mijn laatste dag hier! (De broeders gaven wel
aan dat we best langer mogen blijven, maar Michael moet zijn vliegtuig naar het
noordoosten halen (de mensen daar hebben een wat wij "aziatisch"
uiterlijk noemen (ze voelen zich nauwelijks onderdeel van India) en dus valt
Michael, als Koreaan, daar niet op) en ik... ja, ik zou wel willen, maar ik wil
ook nog naar Peravoor (het junioraatshuis). Dus het moet maar... gauw afscheid
nemen. Wat ga ik deze plek, de broeders en vooral de novicen missen... ik zou ze zo allemaal mee willen nemen!
Oh, wat ga ik deze mooie plek missen (de ramen/luiken rechts zijn de refter) |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten